"Zou het niet beter zijn voor jou om deze fase van het project met iemand samen te doen, zodat je je ervaringen kan delen?" vraagt een leerkracht van De Spectrumschool mij, terwijl we koffie drinken in de leraarskamer. Ze heeft een zwak voor kwetsbare doelgroepen, ambieert een toekomst als creatief therapeut en keek tijdens mijn eerste workshop - met Schakelklas 1 - enthousiast door het raam. Ik heb haar geantwoord dat ik bij de volgende fases van mijn project omringd zal worden door collega's, maar dat ik deze fase bewust op mezelf voltooi. Al moet ik toegeven dat ik mij de voorbije week voor het eerst alleen heb gevoeld, met alle indrukken die ik te verwerken krijg, tijdens mijn werk als puberfluisteraar. Het is fascinerend hoe veel vormen jongeren aannemen, hoe hard ze onderling verschillen qua intensiteit, overgave en expressiedrang en hoe uiteenlopend ze zijn wat betreft uiterlijk, moedertaal, culturele achtergrond en levenswandel. Soms hebben ze bijna niks met elkaar gemeen, behalve dan het aantal kalenderjaren op de teller en het feit dat ze door mij benaderd worden als inspiratiebron.
Mijn eerste halte deze week, is opnieuw de jeugdwerking Kras Kiel.
Deze meisjes hadden expliciet gevraagd of ik nog eens wilde terugkomen, want zij waren de eerste keer niet voltallig en de nieuwsgierigheid van de afwezigen was geprikkeld, door de verhalen van de anderen. Eigenlijk ga ik op elke locatie slechts één keer langs, maar omdat ik weet dat deze doelgroep zelden de kans krijgt om het theater aan den lijve te ervaren - laat staan te participeren aan de brainstormfase van een artistiek proces - heb ik ingestemd voor een tweede workshop. Als ik aan kom, word ik dan ook vergast op veelvuldig enthousiasme : van de meisjes die de eerste sessie al hebben gedaan, van hun begeleidsters en van K, de coördinator van Kras Kiel, die - sneller dan het licht - deze workshops faciliteerde. Er zijn deze keer zes deelneemsters, waarvan drie nieuwe gezichten. Ze smijten zich meteen voluit in de bewegingsopdrachten - met uitzondering van één moment, als ze een buurman ervan verdenken dat hij staat mee te kijken van achter zijn raam - en geven zich daarna probleemloos over aan de stilte van de visualisatie. De drie nieuwe meisjes S, I en N, vertellen gemoedelijk over hun droomwereld : voor S is haar Utopia een eeuwig durende stranddag, in het gezelschap van haar geliefde. N ziet haar volwassen zelf, zitten op de dorpel van een huis, in een pittoresk dorpje en I droomt haar toekomst in een warm land 'dat niet te rustig en niet te druk is'. De andere dames , die er de vorige keer al bij waren, krijgen de opdracht een nachtelijke droom voor de geest te halen. Een droom die zo beklijvend was, dat hij tot op vandaag nazindert in hun bewustzijn. F steekt van wal en zegt dat ze, niet zo lang geleden, droomde dat ze al haar leerkrachten één voor één neerstak met een dolk. Als ik vraag wat de onderliggende emotie is die zij aan deze droom koppelt, dan beschrijft ze een gigantische woede. F haat school en alles en iedereen die daar bij hoort. A's herinnering aan een vervlogen droom is van een totaal andere, meer sferische aard. Zij zegt : "Het regende." en ze vult haar woorden aan met een gebaar dat de beweging van neerslag simuleert. "En verder?"vraag ik. "Niks"antwoordt zij. "Het regende, uren en uren en uren". S deelt tenslotte een nachtmerrie over haar moeder : 'dat ze wakker werd in haar droom en dat haar moeder verdwenen was en dat ze daarna naar beneden was gespurt om haar mama te zoeken, maar dat die gewoon in de keuken zat.' Een universeel gevoel van verlatingsangst, dat in de creatie-opdrachten erna ook nog even wordt aangeraakt. "Ben jij soms ook bang dat je mama gaat sterven?" vraagt de andere S, in haar lijstje Ja-Nee-Vragen-Voor-Leeftijdsgenoten. Iedereen steekt zijn hand op. Enkele andere meisjes kiezen voor Muziek : ze playbacken een song van Leblanco, een rapper van Het Kiel - die ondanks schoolverzuim toch ver geraakt is in zijn leven - en ze deinen mee op de tonen van "Dandelions" een nummer van Ruth B., dat hen troost biedt op wankele dagen. Terwijl ik afrond, stoppen A en F mij nog vlug hun tekeningen toe : een boomhut - A's toekomstige droomhuis - en een schijnbaar kinderlijk tafereel, in kleurpotlood, van F. Als ik goed kijk, zie ik dat ze zichzelf heeft getekend met een dolk in de hand, kijkend naar een hevig bloedende leerkracht. Dat niet alle jongeren zo afwijzend zijn tegenover hun leraars, merk ik de dag erna in de Spectrumschool, waar Schakelklas 1 vrolijk binnen komt met 'Mevrouw A', die duidelijk een warm contact heeft met haar leerlingen. In deze klas zitten jongeren van alle mogelijke nationaliteiten ; ze komen ondermeer uit Afghanistan, Eritrea, Senegal, Somalië en Roemenië en de energie waarmee ze mij begroeten, is open en enthousiast. "Dag Mevrouw!" zeggen ze allemaal met een brede glimlach, al spant A - de benjamin van de groep - hierin wel de kroon. Het is een werksessie die van mij een andere inspanning vraagt dan al de vorige, omdat het Nederlands van deze jongeren- vanzelfsprekend - nog nuance mist. Schakelklas 1 vangt leerlingen op die nog niet lang in Belgie zijn. Toch lukt het werken goed omdat ze zo onbevangen op alles reageren. Tijdens de bewegingsopdrachten - die doelen op fysieke bewustwording en focus - sturen ze zelf aan op dansen. Ze willen sfeer maken en vuren elkaar aan in hun moves door opzwepend voor elkaar te klappen. Ik laat hen begaan omdat het zo'n mooi tafereel is : al die jonge mensen, van zo veel verschillende landen, die hier samen, in een klaslokaal in Borgerhout, de ziel uit hun lijf dansen. Wanneer ik hen daarna door de visualisatie praat, ben ik benieuwd of ze mijn woorden kunnen volgen, of ik hiermee hun kennis van het Nederlands niet te hard op de proef stel. Maar als ik hen erna zie werken aan hun collages, blijkt dat ze de kern van mijn woorden zeker hebben begrepen. Meer nog : de plaatjes uit de tijdschriften, zijn voor hen - meer dan voor andere jongeren - een uiterst dankbaar hulpmiddel om hun wensen uit te drukken. Ze plakken universa bij elkaar, opgebouwd uit vintage villa's , rustgevende bossen, sportende mensen, harmonieuze families, ecologische auto's, warme vrienden, glamoureuze fashionista's en grote stranden met huizen, gebouwd in een kring, zodat alle bewoners elkaar kunnen zien. S plakt slechts twee foto's op zijn blad : eentje van een bad-op-pootjes in het groen en eentje van een koppel dat elkaar verliefd in de ogen kijkt. Hij wil als volwassene één worden met de natuur en heeft daarbij niemand meer nodig dan zijn toekomstige vrouw, wat ik bijzonder aandoenlijk vind. En tenslotte is er bij deze groep één opmerkelijk detail, dat in meerdere collages terugkomt : een kopje koffie. De wens om in de toekomst te kunnen genieten van een smakelijk bakje troost, blijkt bij meerdere van deze jongeren, bijzonder groot. Daarnaast spreekt uit hun dromen een drang naar samenzijn, natuur, rust en comfort, als ook een geloof in de toekomst. Een geloof dat er zeker niet bij alle jongeren is, waardoor de opdracht rond het utopia soms op weerstand stuit. Zo ook bij I, een zeventienjarige Afghaanse jongen van Schakelklas 2. Met deze groep, die bestaat uit zes jongens en twee meisjes, werk ik na de pauze. Het eerste deel van de sessie verloopt moeizaam omdat zij niet even onbevangen zijn als hun collega's van Schakelklas 1. Ze spreken beter Nederlands, maar reageren weerbarstiger op mijn opdrachten en zijn minder gefocust. Na de visualisatie zegt de leerkracht, die deze groep vergezelt, dat deze klas toch niet makkelijk is om zo'n workshop aan te geven. Ik antwoord dat er in mijn opzet geen 'juist of fout' bestaat, dat iedereen reageert op de opdrachten vanuit wie hij is en dat er uiteindelijk uit elke groep wel iets komt. Deze laatste woorden blijken een trigger, want I begint vlak daarna te ratelen. In één grote geut vertelt hij mij eerst dat hij niet gelooft in de toekomst en dat hij dus niet wil verplicht worden om zijn toekomst te bedenken, want dat hij daar geen nood aan heeft. Meteen daarna switcht hij radicaal de andere kant op en zegt hij, na een korte stilte, dat hij zijn toekomst zèlf wil maken, zonder hulp van anderen : "Ik wil automechanicien worden, mevrouw. Een hele goeie, zodat ik veel geld verdien, zodat ik een groot huis kan bouwen, mevrouw. Geld is belangrijk, mevrouw, voor mijn gezin, dat zal bestaan uit tien kinderen en een hond. Ik kom uit Afghanistan, wij hebben grote families. En ik wil mijn moeder gaan halen, want zij zit nog altijd daar en ik wil dat ze bij mij komt wonen, inshallah. " Even word ik stil omdat ik verdriet voel opwellen. Ineens besef ik met welke jongeren ik op dit moment aan het werk ben. Waar ik in de eerste groep vooral gecharmeerd werd door de schoonheid van al die verschillende culturen in één ruimte, word ik in deze workshop vooral geconfronteerd met de schaduwzijde van een schakelklas. I is - zo vertelt Okan-coördinator B mij achteraf - helemaal alleen naar België gevlucht, zonder familie of vrienden, hopend op een beter leven. Als ik dan, als wildvreemde, peil naar zijn toekomstdromen, zelfs vraag om deze letterlijk vorm te geven via een collage, dan is dat hoogstwaarschijnlijk echt niet evident. Ook bij zijn klasgenoten heerst er niet dezelfde animo rond toekomstdromen als bij de eerste groep, maar uiteindelijk geven ze zich wel over aan de opdracht. M, die een warme, weemoedige uitstraling heeft, wil het liefst gewoon terug naar Syrië. Hij wil hier in Belgie voor ingenieur studeren en dan werken in zijn geboorteland. N droomt van een carrière als profvoetballer en een domicilie in een privé-hotel. A wil als volwassen man alleen maar criquet spelen omdat hij dat associeert met vakantie. S hoopt op een wereld waar mensen elkaar niet meer dood maken en Y ziet zichzelf als verpleegkundige op een pediatrische afdeling, want ze houdt veel van kinderen. Als ik naar huis fiets, voel ik me voor het eerst in mijn 'tournee' als puberfluisteraar, een beetje bezwaard. Vraag ik te veel van sommige jongeren? Of is het juist zinvol dat ik hen soms opdrachten geef, die mogelijk onderliggende pijnpunten triggeren? De opmerking van de leerkracht in de koffiekamer werkt in elk geval na, want innerlijke reflecties als deze, zou ik inderdaad graag kunnen bespreken met een compagnon-de-route. Tegelijk heb ik het gevoel dat, juist het feit dat ik al die groepen alleen tegemoet treed, ook ontwapenend werkt. De mist in mijn hoofd trekt in elk geval weg de dag erna, als ik de week afsluit met een groepje dertienjarigen van een middelbare school in Mol. Deze eerstejaars zitten qua leeftijd op de ondergrens van mijn doelpubliek. Prille pubers als ze zijn, ogen en reageren ze nog net wat kinderlijker. Iets wat mij, na de tweede sessie van de dag ervoor, veel deugd doet. Ze laveren gretig, speels en heel expressief doorheen het eerste deel en ze delen zonder schroom hun visioenen. Allemaal kiezen ze voor het vormgeven van hun droomwereld - ook zij verlangen naar meer natuur, minder vervuiling, rust en materieel comfort . Enkel M, de enige jongen in deze groep, schrijft een Manifest voor Toekomstige Leiders. Vertederd luister ik naar zijn betoog, waaruit een bijzondere aandacht spreekt voor de kwetsbare medemens, een hervorming van het onderwijs en zorg voor de natuur. Ik zeg M dat ik het allemaal even waardevol vind en dat één zin meteen heel erg binnen kwam : "Neem je tijd". M verduidelijkt voor de groep dat hij vindt, dat iedereen tegenwoordig veel te opgejaagd rondloopt en dat hij daarom de leiders van de toekomst wil aanmoedigen om te vertragen. Geweldig, lieve M, want dat heeft deze gekke wereld heel erg nodig.